Nederlands:Stijn Devillé (Q91603)

Uit Knowledge Graph Kunstenpunt
Ga naar:navigatie, zoeken
Waargebeurde drama’s, hoe maak je daar theater van? Stijn Devillé (°1974) vertrekt voor zijn toneelteksten graag van een stevig vooronderzoek naar de reële feiten, om die dan te vermenselijken tot een meer geschakeerde kijk op de beklaagdenbank van de geschiedenis. Het kloppende hart van zijn theaterteksten zijn moeilijke morele dilemma’s.

Repertoire van de recente geschiedenis

‘Het geheugen verliest zich in vervalsing, in achteraf-interpretatie, van achter naar voor, tegenwijzerzin, van rechts naar links – wat is dat, een collectief geheugen?’


In die open vraag, van een van de drie personages uit La dissection d’unhomme armé uit 2002, ligt al zowat het hele verdere oeuvre van Stijn Devillé besloten. Zijn stukken richten zich niet zomaar op pijnlijke herinneringen bij dit of dat personage, wel op gedeelde drama’s die niet zelden ooit een heel land bewogen hebben of zelfs nog steeds sluimeren.
Hun publieke aard maakt van die voorvallen een soort repertoire: het repertoire van de recente geschiedenis, of zelfs van de lopende actualiteit. Dat wil zeggen: die historische gebeurtenissen zijn al een verhaal, vaak in meerdere versies, bijeen geschreven door de media, de hogere machten of directe betrokkenen om bepaalde daden te rechtvaardigen, te veroordelen of te verduisteren. Het zijn die verhalen – al dan niet vervalst – die Devillé opnieuw bewerkt. Hij schrijft hun motieven weer open, switcht het vertelperspectief, helpt ons weer tussen de lijnen lezen. Zijn verteltheater roept daders en slachtoffers op voor een reconstructie, en laat ons opnieuw oordelen over hun overwegingen. Wat Devillé nastreeft, lijkt een beter begrip.
In La dissection d’un homme armé gaat het om drie monologen van (para)militairen, netjes verdeeld over de twintigste eeuw in België: ze hebben het over de ellende in de loopgraven van 1917, de moord op communistisch partijleider Julien Lahaut in 1950 en de lynchpartij op tien Belgische para’s in 1994 in Rwanda. Alle drie worden ze als kleinepion gedwongen tot een verscheurende keuze op het onoverzichtelijke schaakbord van (geo)politieke belangen. En misschien geldt dat wel voor alle teksten van Devillé: ze bevragen hoe ethiek zich verhoudt tot politiek, esthetiek, economie, ideologie. Wat is ‘s mens individuele verantwoordelijkheid in uitzonderlijke situaties met collectieve nawerkingen?

Existentiële vingeroefeningen

In bijna twintig jaar heeft Devillé meer dan vijftien stukken geschreven. Je herkent er het ritme van een maker in, met bijna elk seizoen een nieuwe creatie. Zo is Devillé halfweg de jaren negentig ook afgestudeerd: als regisseur aan het RITCS in Brussel, naast studies Romaanse letteren en theaterwetenschap. Vervolgens richtte hij in 1997 het Leuvense muziektheatergezelschap Braakland/ZheBilding mee op, waar hij al zijn stukken ook zelf geregisseerd heeft. Vier ervan schreef hij overigens samen met Adriaan Van Aken, zijn artistieke kompaan bij het gezelschap. Intussen is Braakland na een fusie met de Queeste in 2015 verruimd tot Het nieuwstedelijk.
Auteur is Devillé pas door de jaren geworden. Zijn eigen stem, stijl en poëtica hebben de tijd genomen om zich te ontplooien tot wat ze nu zijn. Zo droeg zijn debuut Variaties (1995), een absurde eenakter voor twee mannen en een vrouw, nog sterk de stempel van de toneelspelers zelf. Van de hak op de tak springen ze in en uit onsamenhangende maskerades, schietspelletjes en loze dialogen met een ei, een Stetson en een uitgezogen oog. Een vingeroefening is het, eerder tégen de klassieke toneelschrijfkunst, dan om er deel van te worden. Metadrama heeft Devillé daarna ook nooit meer geschreven.
Ook zijn stukken met Adriaan Van Aken vallen eerder buiten de lijnen die zijn eigen auteurschap zou trekken. Kasper (2003) varieert op het lot van de Duitse vondeling Kasper Hauser, die zijn eerste zestien levensjaren doorbracht in een kelder: de ongevormde mens als een leeg projectiescherm, waar een hele gemeenschap zijn spektakelzucht en xenofobie op kan botvieren. Burgerman, een monoloog uit 2006, schetst een omgekeerde beweging: hoe een geslaagde HR-manager uit zijn voorgeprogrammeerde leven stapt, razend over de nachtelijke autostrades, weg van zijn vrouw, zijn werk, zijn villa – recht zijn zijnscrisis in.

‘Sukkel was het woord dat mij te binnen schoot, en daar bleef het vele weken wonen, centraal in mijn hersenen.’


Allebei zijn het existentiële allegorieën, specifieke blauwdrukken van een algemeen mensenleven. Hun historische context doet er op zich weinig toe.

Pentekeningen vanuit meerdere standpunten

Heel anders voelt dat in Immaculata (2004), Devillés en Van Akens sterke evocatie van school shooting dramas à la Columbine, maar dan verplaatst naar Vlaanderen. Eerst personaliseren vier vertelstemmen, vier scholieren, met een machtige sfeerwerking het gewone gangetje op en rond het Immaculata-instituut, om dan als een film het eigenlijke schietdrama polyfoon te laten ontploffen. Zoals in bijna alle stukken van Devillé steekt de visualisering van het gebeuren al heel sterk in de tekst zelf, en had de toenmalige enscenering genoeg aan vier staande micro’s.
Als gedramatiseerde novelles, zo zou je teksten als deze kunnen omschrijven. Meticuleus zijn personages en auctorieel vertelperspectief door elkaar gemonteerd, als één levende pentekening vanuit meerdere standpunten. De toneeltekst overstijgt dan ook zijn personages: er is geen sprake van naturalistische sociolecten om hun sociale achtergronden te onderscheiden, allemaal zijn ze uitsplitsingen van één collectief (schrijvers)bewustzijn.
Daarbinnen wisselen in- en uitzooms elkaar voortdurend af: van piepende sportschoenen vol paniek die over de trappen rennen, tot meer gedistantieerde reflecties over hoe een hele samenleving met dit soort drama’s omgaat.

‘De premier die terugkeert uit vakantie, het middagnieuws, de reporters van Terzake, de mededeling van de koning, experts die erbij worden gehaald, buren die voor camera’s herinneringen ophalen: hoe wij hun kat uit de boom hadden gered,hoe wij ooit eens op hun kinderen pasten.’


In Immaculata voel je de compositorische kunde van een autonoom toneelauteur, die niet in de dialogische beperking zijn noodzaak vindt, maar wel in de vele complexe connecties tussen één specifiek voorval en een hele tijdsgeest. Al vermijdt Immaculata om deze highschool killing te verklaren, Devillé en Van Aken bedden ze wel in binnen een neoliberale samenleving waarin de ene leerling aan de schoolpoort wordt afgezet in een BMW, en een andere met de bus wegrijdt van een deplorabele thuissituatie. Sociaal bewustzijn, ook van de onderklasse, is Devillé absoluut niet vreemd. Als er naast Tom Lanoye één toneelauteur in Vlaanderen aanspraak kan maken op de titel ‘dramaschrijver des vaderlands’, is hij het wel.

Dissectie tot de dood

Precies daarin zette La dissection d’un homme armé in 2002 al zo sterk de toon. In de persoonlijke kwesties van de militairen die aan het woord komen, klinken de bredere ethische vragen door van elk hun decennium. In hoeverre ben je in een onverantwoorde toestand verantwoordelijk voor je eigen daden? Hoeveel immorele keuzes rechtvaardigt een hoger ideaal? Waar eindigt landsbelang en begint je eigen recht op overleven? In Devillés stukken zijn zulke vragen geen pseudofilosofische decoratie, maar de eigenlijke springplank. Ze worden bewust subtiel vertaald en ingeschreven in concrete portretten, maar die rafelen ze weer helemaal uit, door ze van verschillende te kanten bekijken en verder aan te scherpen.
Dat maakt van ‘dissectie’ een mooi meerduidig woord voor Devillés schrijverschap. Niet alleen inhoudelijk, maar ook stilistisch. Met een pen als een fileermes, bijna fotografisch scherp, etst Devillé in La dissection d’un homme armé het wedervaren van zijn drie stemmen. De ratten, het slijk, de waanzin in de loopgraven. Lahaut die zich na vijf schoten bepist, het angstzweet van zijn moordenaar. De honden in Rwanda die in het weke bloed van nog levende lijken rondneuzen met losse ledematen in hun bek. Bijna sensitief stijgt uit het hele drieluik de rotte geur van ontmenselijking op, terwijl de getuigenis over Rwanda die ook filosofisch duidt:

Le président est mort! …  est mort!
twee weken
tussen de aanslag
en de vlucht naar huis

voor het oog van de wereld
sneden mijn mannen
met hun bajonet
in Zaventem
de blauwe baretten
aan flarden

delen van ons bataljon
waren in 10 bodybags al teruggekeerd

ik kende hun namen:
lotin, dupont, leroy, plescia
meaux, debatty, renwa, bassine, lhoir en uyttebroeck.
10 man, geen 11
nochtans lagen er elf hoopjes ter identificatie
banaliteit van het puzzelwerk

in de hoofden van
militairen
pathologen
en moordenaars
doet zich een vreemdsoortig proces
van verdinglijking voor
een opschorting
van elk gevoelen

het lichaam vóór ons
schijnt al geen mens meer te zijn
maar slechts een ding
één en al technisch probleem
een levenloos object
wij doden het niet zelf
neen
in onze ogen
is het al dood
de ziel al
los-gekoppeld van het lichaam
wat wij doen
is slechts de lijven openrijten
doorboren
ofontleden
het tot stukjes vlees herleiden
die afstand heb ik nodig

maar nu uit dit slachtafval
mijn eigen mannen weder samenstellen

nog op de luchthaven thuis heb ik
buiten het oog van de camera’s
mijn eigen zoon gegrepen
hem omhelsd
heel mijn schokkend lijf tegen hem aangedrukt.
niets niets ter wereld kan dit…
absoluut niets

ik heb overwogen mijn pensionering aan te vragen.


Oorlog is een thema dat vaker terugkeert bij Devillé: van het Israëlisch-Palestijnse conflict in zijn vroege stuk In Shatila (2003) tot het politieke samenspel achter de Tweede Wereldoorlog in Hitler is dood (2009) of Leni & Susan (2014). ‘Jij hebt er geen idee van hoe het er in een oorlog aan toegaat’, verwijt Leni Riefenstahl aan Susan Sontag. Precies die leemte lenigt Devillé in meerdere stukken: hij wekt de waanzin weer tot leven, als stond je er zelf middenin. Zelfs los van oorlog loopt de dood als een rode draad door zijn werk. Anders dan in de Griekse tragedie gebeurt het moorden ook niet achter de schermen, maar vol in de camera. De ene keer slaat de dood ineenstoe, als om de banaliteit ervan te benadrukken. De andere keer wordt er minutieus naar opgebouwd en treft de inslag ervan nog meer.
De monoloog Zoon (2006) volgt die laatste lijn: paginalang getuigt een verlaten moeder over de liefde voor haar zoon, tot die aan de drugs raakt en zelfs haar begint af te dreigen. Aan het slot zal ze hem zelf uit zijn lijden verlossen.

‘Als hij dood is, leg ik het snoer weer weg.
Ik omhels hem, begin dan pas weer te wenen.
Ik neem uw leven weer terug, mijn zoon. 
Zo blijf ik uren zitten. Mijn zoontje op mijn schoot.’


Zoon is Medea door de broers Dardenne, naar een artikel uit de krant: een eerbetoon aan een onrechtmatige daad en dood. Maar valt deze moeder wel te veroordelen? Devillé laat het antwoord aan de grijze zone waarin hij zijn pen zo graag doopt.

Dialectiek in dialoog

Moraal is een complex verhaal, zo stelt als geen ander zijn meesterwerk Hitler is dood, in 2009 onderscheiden met de Toneelschrijfprijs van de Nederlandse Taalunie. Hier voert Devillé voor het eerst historische figuren met naam op, van Herman Göring tot Albert Speer. Met grote retorische kracht schildert hij hun wedervaren op het proces van Neurenberg in 1946. Tegelijk introduceert hij de methodiek die zich enkele jaren later zal vervolmaken in zijn grote trilogie Hebzucht, Angst & Hoop (2012-2016), over tien jaar bankencrisis in Europa: met een brede waaier aan personages uit de hoge cenakels van de macht, vanuit een waslijst aan bronnen, rechtstreeks geïnspireerd op de historische actualiteit, voor een clash tussen uiteenlopende ideologische standpunten. Hitler is dood is klassiek drama en Netflix tegelijk.
Maar bovenal expliciteert dit stuk de diepere basisstructuur van ook zoveel andere teksten: de dramaturgie van de rechtszaak. Steeds weer cirkelt Devillés docudrama rond een open of verdoken schuldvraag. Wie is in hoeverre verantwoordelijk voor welke (uitzonderlijke) keuzes? Welke verzachtende omstandigheden spelen mee? De waarde van zijn oeuvre zit vervolgens in zijn uitgebalanceerde nuancering van de algemeen aanvaarde opinie over nazi’s, bankiers of kindermoordenaars. Graag geven zijn stukken stem aan de verkeerde kant van de geschiedenis. Zo zijn ze door de jaren steeds meer ‘debatten’ geworden, met dialogen vol dialectiek. Binnen de diepere tegenstellingen waarop ze bouwen, staan de gekozen personages op een continuüm van mogelijke posities. Alleen blijven ze daarbij wel altijd ontroeren. Dat is meteen ook hét verschil met hun non-fictionele inspiratiebronnen: als ‘foute’ personages bespelen ze niet louter retorisch het begrip van de zaal, maar eerst en vooral emotioneel, door de hartverscheurende persoonlijke keuzes waarmee ze kampen. Devillé maakt er weer mensen van.
Zo staat zijn Leni Riefenstahl in Leni & Susan in de eerste plaats als mens voor de intuïtieve lichamelijkheid en de pure artistieke esthetiek, terwijl Susan Sontag ook als mens de stem vertolkt van de rationele kritiek op kunst en politiek. Zo zijn ook de linkse activisten in Groupe Diane (2017) vooreerst moeder, zoon of gekwetste persoonlijkheid. Pas daarna verschillen ze van idee over de sleutelvraag onder het stuk: kan gewapend geweld een verschil maken in het veranderen van de wereld? Genadeloos doorprikt de Serviër Ratko hun revolutionaire utopie uiteindelijk als gezemel van een westerse middenklasse: ‘U bent zelf het product van het kapitaal, uw politieke impact is nihil.’ Als openbaar aanklager én tegenadvocaat laat Devillé graag getuigen aan het woord. Dát is wat van hem een vaderlands dramaschrijver maakt: door voluit verschillende visies te laten botsen én die emotioneel te onderbouwen, wekt hij ook bij elk publiek discussie op.
Met geen werk is dat meer gelukt dan met zijn driedelige huzarenstuk Hebzucht, Angst & Hoop: de drie basale emoties die Devillé detecteert onder hét drama waar de kranten de afgelopen jaren bol van stonden: de financiële crisis sinds 2008. Hoe daarmee het verschil maken? Devillé kiest voor een familiesaga: de perfecte dramaturgie om de intieme banden tussen bankenwezen en het politieke bedrijf mee te vermenselijken. Zo schuift zijn verteltheater ook meer dan ooit op naar het well-made play, maar de grondvorm blijft het tribunaal, met als finale uitspraak telkens de monoloog van een kind op het eind:

‘De welvaart van vandaag blijkt niets waard, omdat ze de welvaart van morgen ondermijnt, en de toekomst is allang begonnen.’


Tegelijk lijkt met Hebzucht, Angst & Hoop ook een bepaalde voleinding bereikt. Waar blijft de schrijver zelf in dat hele afgewogen plaatje, tussen al die stapels boeken op zijn bureau? In Gesprek met de regen gaat Devillé voor het eerst in zijn eigen geschiedenis roeren, om uit te komen bij die ene dag dat zijn bloedeigen kind ‘s nachts voor dood van de trap viel en die misstap maar ternauwernood overleefde. Terug de dood in dus, en zo opnieuw naar het leven: dat is de confrontatie die het koppel in dit stuk aangaat, met wat hun verloren kind met hun eigen relatie doet, ver weg van thuis in een vreemd land. Weg de wereld, weg de geschiedenis, terug naar de kern.
En daarbij komt zowaar enige spiritualiteit door de tekst piepen: de dode dochter vormt bij deze dialoog de derde stem. Alsof de Leni in Devillé het (voor even?) gewonnen heeft van de Susan, en diep gevoel het overneemt van verstandelijke analyse. Tegelijk voel je in Gesprek met de regen nog een ander inzicht sinds Hoop doorwerken: dat theater vandaag misschien wel meer kan betekenen als het doorheen alle duisternis eindigt op een streep licht. De weg die Devillés oeuvre afgelegd heeft van La Dissection tot deze dialoog, is een lange nachtreis naar de dag.

Hij 
Zij 
 
want er is geen oplossing 
voor ons probleem 
er valt niks op te lossen 
dit is wat er over is 
een kartonnen doos 
met wat spullen 
dat is de realiteit 
we gaan mekaar hier 
moeten rechthouden adam 
je moet jouw situatie 
niet vergelijken 
met de mijne 
ik ben dit voortdurende 
heen en weer 
zo beu 
ik kan mezelf niet meer uitstaan 
met al dat verdriet 
ik wil niet alleen nog 
de rouwende moeder zijn 
ik wil een leven 
ik heb een verhaal nodig 
ik heb nood aan een verhaal 
alles overvalt me 
steeds opnieuw 
en opnieuw 
en ik heb er geen vat op 
ik weet niet 
wat er nu gaat gebeuren 
of morgen 
er gebeurt zoveel tegelijk 
in mijn kop 
ik heb een verhaal nodig 
dat vastligt 
met een begin 
met een midden 
en een einde 
vooral een einde 
godverdomme 
een einde 
 
het leven heeft geen plot 
nikki 
het gebeurt gewoon 
zonder bedoeling


Ziedaar de motor van het toneelschrijverschap van Stijn Devillé, en tegelijk de grote paradox: het volle besef dat ‘s mens wegen door de geschiedenis eigenlijk dwalingen zijn, maar dat daar niet mee te leven valt zonder de volgehouden poging om er toch een samenhangende vertelling van te proberen maken – zelfs al zal die altijd een vervalsing blijken, een achteraf-constructie. Daarom blijft de kroniekschrijver in Devillé ons gezamenlijke heden en verleden dissecteren en opnieuw bijeen monteren: omdat leven zonder enig menselijk begrip gelijkstaat aan de dood.
Geschreven door Wouter Hillaert
Wouter Hillaert is een Belgisch cultuurjournalist. Hij schreef 15 jaar als freelance theatercriticus voor De Morgen en De Standaard. In 2003 richtte hij mee het gratis cultuurmagazine rekto:verso op over kunst en maatschappij, waar hij nog steeds nog een van de coördinators is.  ZIjn onderwerpen zijn voornamelijk theater, cultuurbeleid en sociaal-artistieke projecten. Sinds 2014 is hij een van de trekkers van de Vlaamse burgerbeweging Hart boven Hard.

BIBLIOGRAFIE
  • Memento (1994)
  • Variaties (1995)
  • Clopixol 200mg (1998) – in samenwerking met Geert Six en Klaartje Mertens
  • Mitrajet (2001)
  • Vertigo (2001) – in samenwerking met Adriaan Van Aken
  • La Dissection d’un Homme Armé* (2002)
  • Kaspar* (2003) – in samenwerking met Adriaan Van Aken, vertaald naar het Duits door Uwe Dethier
  • In Shatila (2003)
  • Immaculata* (2004) – in samenwerking met Adriaan Van Aken, vertaald naar het Duits door Uwe Dethier
  • Lev* (2004) – vertaald naar het Frans door Maryline Van Parys
  • Burgerman (2006) – in samenwerking met Adriaan Van Aken
  • Zoon (2006)
  • Hitler is dood* (2009) – vertaald naar het Engels door Sara Vertongen, Duits door Uwe Dethier, Frans door Maryline Van Parys
  • Hebzucht* (2012) – vertaald naar het Duits door Uwe Dethier
  • Angst* (2013) – vertaald naar het Duits door Uwe Dethier
  • Leni & Susan* (2014) – vertaald naar het Duits door Uwe Dethier
  • Hoop* (2015) – vertaald naar het Duits door Uwe Dethier
  • Groupe Diane (2016) – vertaald naar het Duits door Uwe Dethier
  • Gesprek met de regen (2018) – vertaald naar het Engels door Sara Vertongen, Duits door Uwe Dethier, Frans door Maryline Van Parys
*uitgegeven bij De Nieuwe Toneelbibliotheek