Nederlands:A two dogs company: verschil tussen versies

Uit Knowledge Graph Kunstenpunt
Ga naar:navigatie, zoeken
(blockquote)
(vertaald naar NL)
 
(3 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
The work of Kris Verdonck and his company A Two Dogs Company is a maverick in the contemporary dance world. Trained in theatre, the visual arts and architecture, Verdonck would not readily label himself as a choreographer, nor is it easy to assign his work to a single discipline. Nevertheless since the early 2000s, the body has played an important role in his oeuvre and more specifically the uncanny relationship between 'body' and 'object', between 'man' and 'machine'. Yes, with inverted commas because Verdonck pulls these poles so far apart that the difference between dead and living matter starts to blur. "Where does man end and the machine begin?” asks Marianne Van Kerkhoven in an essay related to the production ''I/II/III/IIII'' (2007). Who knows. Perhaps even: who cares? Man has long stopped being aware of the many interfaces that influences his view of the world: Siri's speech technology sublimates the loneliness of the modern individual and in response to a simple question, lists all the single restaurants in the neighbourhood; the Apple Watch monitors your health even more closely (making it all the more compelling) than a ''personal coach''. That's the focus of Verdonck's work.
Het werk van Kris Verdonck en zijn gezelschap A Two Dogs Company is een buitenbeentje in het hedendaagse dansveld. Opgeleid in theater, beeldende kunst en architectuur zal Verdonck zichzelf niet zo gauw als choreograaf labelen, laat staan dat we zijn werk tot één discipline kunnen rekenen. En toch speelt het lichaam sinds de vroege jaren 2000 een belangrijke rol in zijn oeuvre, en meer bepaald de unheimliche relatie tussen ‘lichaam’ en ‘object’, tussen ‘mens’ en machine’. Jawel, mét aanhalingstekens want Verdonck trekt deze polen zo ver uit elkaar dat het onderscheid tussen dode en levende materie begint te vertroebelen. “Waar eindigt de mens en begint de machine?”, vraagt Marianne Van Kerkhoven zich af in een essay over de voorstelling ''I/II/III/IIII'' (2007). Who knows. En misschien zelfs: who cares? De mens is zich al lang niet meer bewust van de vele interfaces die zijn blik op de wereld kleuren: Siri’s spraaktechnologie sublimeert de eenzaamheid van het moderne individu en wijst op eenvoudige vraag alle singlerestaurants in de buurt aan, de Apple Watch monitort nauwgezetter (want des te dwingender) je gezondheid dan een personal coach. Ziedaar de inzet van Verdoncks werk.<blockquote>Verdoncks onderzoek naar de indringende impact van de technologie op ons mens- en wereldbeeld gaat ver. In de spiegel van zijn performancewerk, vaak op het snijpunt met installatiekunst, ziet de toeschouwer niet langer zichzelf gereflecteerd, maar wel zijn digitale evenknie.</blockquote>Zo speelde acteur Johan Leysen in ''M, a reflection'' (2013) een spelletje blad-steen-schaar met zijn dubbelganger in de vorm van een hologram. Na twee minuten geven ze het allebei op. In de visionaire wereld die Verdonck schetst, waarin de mens gevangen in een eindeloze loop van digitale dubbels, kan niemand nog winnen.


Ook de ‘dansers’ die Verdonck een scène geeft, hebben hun zwetende lichamen al lang ingeruild voor glimmend metaal. Verrassend genoeg verschilt de zintuiglijke impact met liveperformance niet zoveel als je zou denken. Voor ''DANCER #2'' zette Verdonck een ronkende Alfa V6-motor in de spotlights die zichzelf na enkele minuten opfikt - een brute metafoor voor de klimaatcrisis als gevolg van de ijdele zelfdestructiedrift van de mens. ''DANCER #3'' toont dan weer een uitgelaten solo van een springend robotje dat telkens als hij valt, terug omhoog gehesen wordt door een katrol. Met zijn speelsheid charmeert hij iedereen. De antropomorfische ontroering (i.e. van een ding waaraan we menselijke kwaliteiten toekennen) slaat echter al snel om in zijn tegendeel: houdt dit wezentje eigenlijk ooit nog op met springen? Misschien is de mogelijkheid om oprecht te falen (met als ultieme eindpunt de dood) wel nog het enige criterium dat de mens onderscheidt van de geperfectioneerde digitale code.


Die spanning doordringt ook ''I/II/III/IIII'', naast ''EXIT'' (2012) één van de volbloed dansvoorstellingen in Verdoncks oeuvre, goed voor een selectie op Het Theaterfestival in 2007.


Verdonck's research into the obtrusive impact of technology on our human and worldview goes far. In the mirror of his performance work, often at the intersection with installation art, the spectator no longer sees himself reflected, but sees his digital counterpart. In ''M, a reflection'' (2013) the actor Johan Leysen played stone-paper-scissors with his doppelganger in the form of a hologram. Two minutes later they both give up. Nobody can win in the visionary world that Verdonck sketches, in which man is imprisoned in an endless loop of digital doubles.<blockquote>
De titel ''I/II/III/IIII'' verwijst naar de vier identieke, anonieme danseressen die deze pas-de-quatre dragen. Of beter gezegd: die erdoor gedragen worden. Het viertal hangt namelijk – verduisterd achter een gaas en dus onzichtbaar voor het publiek – vast met kabels aan een legger. Dit ‘marteltuig’, dixit Kris Verdonck veelbetekenend tijdens een lezing in het kader van zijn retrospectieve in Z33 (Hasselt), bepaalt de autonomie van de danseressen in verregaande mate. Net zoals in de performance ''Heart'' (2004), waarin een vrouw na elke 500 hartslagen via een kabel aan haar lichaam tegen een muur werd gesmakt, drijft Verdonck de split tussen controledwang en controleverlies op de spits. De danseressen zijn namelijk voorgeprogrammeerd om synchroon een aartsmoeilijke want uiterst beheerste choreografie uit te voeren – eerst in solo, vervolgens als duo, trio en kwartet – maar het is de machinerie die uiteindelijk hun bewegingsruimte, ritme en graad van samenspel bepaalt. Zoals Daniëlle de Regt aangeeft in haar tekst ‘Esthetica voor te ver gevorderden’ in Etcetera (2008) speelt de choreografie niet toevallig met de codes van het romantische ballet, met zijn gracieuze pirouettes en zweefsprongen. De droom van het gewichtloze lichaam, uitgedrukt door de ballerina die naar de hoogte reikt, symboliseert hier breder het verlangen van de mens om god te worden. Maar waar de mens dacht zijn partner in crime te hebben gevonden in de technologie, is het net deze die de mens naar de ondergang geleidt en zijn vrijheid inperkt. Technologie wordt immers vaak ingezet ten dienste van toezicht en controle en van bigbusinesspolitiek. Onder de onaardse schoonheid van ''I/II/III/IIII'' schuilt dan ook een diep geweld, die de kenmerkende beklemming van Verdoncks werk verklaart. De danseressen lijken wel karkassen aan een vleeshaak, louter ‘operationele’ wezens die niet langer het subject zijn van hun schoonheid, maar willoos object, vleesgeworden marionetten zoals Heinrich von Kleist die beschreef in zijn essay ‘Over het marionettentheater’ (1810). Dit essay is naast het repertoire van Beckett, Heiner Müller en Daniil Charms één van Verdoncks oerteksten over de verhouding tussen God, mens en object. Van tableau vivant naar tableau mort, het is maar een eenvoudige stap bij A Two Dogs Company.


Verdonck's research into the obtrusive impact of technology on our human and worldview goes far. In the mirror of his performance work, often at the intersection with installation art, the spectator no longer sees himself reflected, but sees his digital counterpart.</blockquote><blockquote>The 'dancers' that Verdonck puts on stage have also long exchanged their sweating bodies for shiny metal. Surprisingly enough, the sensory impact with the live performance is not as great as you'd imagine. For ''DANCER #2'' Verdonck places a rumbling Alfa V6 engine in the spotlight that catches fire a few minutes later - a brutal metaphor for the climate crisis as a result of man's vain self-destructive instinct. ''DANCER #3'' shows an exuberant solo of a jumping robot that is raised up by a pulley each time it falls. He charms everyone with his playfulness. However the anthropomorphic emotion (i.e. of a thing to which we assign human qualities) soon turns out to be the opposite: does this being ever stop jumping? Perhaps the possibility to genuinely fail (with death as the ultimate end) is still the only criterion that distinguishes man from the refined digital code.</blockquote>This tension also permeates ''I/II/III/IIII'', along with ''EXIT'' (2012), one of the thoroughbred dance productions in Verdonck's oeuvre, good for selection at Het Theaterfestival in 2007.
''I/II/III/IIII'' is kortom een genadeloze allegorie van hoe de mens in het alledaagse leven wordt gedisciplineerd door de machine. Het lichaam is bij uitstek de plek waar die normering zich inschrijft – tot op het punt zelfs dat het lichaam zichzelf opheft en is veroordeeld tot een figurantenrol. Tegelijk laat Verdonck het lichaam zien als een mogelijke site van weerstand. Hoe meer danseressen verschijnen achter het gaas, hoe meer barstjes het geperfectioneerde beeld begint te vertonen. Het materiële lichaamsgewicht van de danseressen, als onmiskenbare rest van een mogelijk verloren natuurwet, maakt nu eenmaal dat de ene sneller om haar as draait dan de andere. Hoe hard ze ook hun best doen, het blijven altijd vier verschillende individuen die zich nooit helemaal kunnen gelijkschakelen in een reproductielogica. Net deze menselijkheid die af en toe opflitst, maakt dat Verdoncks dystopieën over de toekomst nooit omslaan in gelatenheid.


I/II/III/IIII is a merciless allegory of how man in his everyday life is disciplined by the machine. The body is the ultimate place in which this standardisation registers – even to the point of the body sacrificing itself and being sentenced to the role of extra. At the same time Verdonck displays the body as a possible site of resistance.
Leestip: Marianne Van Kerkhoven en Anoek Nuyens. ''Listen to the bloody machine. Creating Kris Verdoncks’ END.'' International Theatre and Film Books Publishers & Utrecht School of the Arts, Amsterdam/Utrecht, 2012.


The title ''I/II/III/IIII'' refers to the four identical, anonymous dancers that carry this pas de quatre. Or, to be more specific: that are carried through it. The four are suspended from a rail with cables, obscured behind a gauze curtain and are thus invisible to the audience. During a lecture in the context of his retrospective in Z33 (Hasselt), Kris Verdonck explained that this 'instrument of torture' - as he significantly called it - largely determined the dancers' autonomy. Just as in the performance ''Heart'' (2004), in which a woman is smacked against a wall by a cable attached to her body every 500 heartbeats, Verdonck intensifies the difference between forced control and loss of control. The dancers are in fact pre-programmed to perform an extremely difficult, because it's highly controlled, synchronised choreography– first as a solo, then as a duo, trio and quartet – but it is the machinery that ultimately determines their movement space, rhythm and degree of interaction. As Daniëlle de Regt states in her text ‘Esthetica voor te ver gevorderden’ (Aesthetics for the too advanced) in ''Etcetera'' (2008) it is no coincidence that the choreography plays with the codes of romantic ballet, with its gracious pirouettes and floating jumps. Here the dream of the weightless body, expressed by the ballerina that reaches for height, symbolises man's desire to become God. But where man thought to have found his partner in crime in technology, it is precisely this that leads man to his downfall and restricts his freedom. Moreover technology is often used at the service of surveillance, as well as big business politics. Beneath the unearthly beauty of ''I/II/III/IIII'' also lurks a deep violence that explains the disquieting character of Verdonck's work. The dancers are like carcasses hanging from a meat hook, merely 'operational' beings that are no longer the subject of their beauty but unresisting objects, incarnate puppets as described by Heinrich von Kleist in his essay ‘Over het marionettentheater’ (About the puppet theatre) (1810). This essay, alongside the repertoire of Beckett, Heiner Müller and Daniil Charms, is one of Verdonck's main sources of reference related to the relationship between God, man and object. It is a simple step from tableau vivant to tableau mort at A Two Dogs Company.
AUTEUR:
 
''I/II/III/IIII'' is a merciless allegory of how man in his everyday life is disciplined by the machine. The body is the ultimate place in which this standardisation registers – even to the point of the body sacrificing itself and being sentenced to the role of extra. At the same time Verdonck displays the body as a possible site of resistance. The more dancers that appear behind the gauze, the more cracks the refined image starts to reveal. The material weight of the dancers’ bodies, as a vital remains of a possible lost law of nature, means that one spins faster on her axis than the other. However hard they try, they remain four different individuals that can never perfectly coordinate a logical reproduction. It is precisely this humanity that surfaces now and again, which means that Verdonck's dystopias about the future never degenerate into resignation.
 
Reading tip: Marianne Van Kerkhoven and Anoek Nuyens. ''Listen to the bloody machine. Creating Kris Verdonck's END''. International Theatre and Film Books Publishers & Utrecht School of the Arts, Amsterdam/Utrecht, 2012.
 
AUTHOR:


CHARLOTTE DE SOMVIELE
CHARLOTTE DE SOMVIELE


Charlotte De Somviele is a teaching assistant on the Theatre and Film Science course (UA). She is a freelance writer about dance and theatre for publications such as De Standaard and is part of the editorial team of the Etcetera theatre publication.
Charlotte De Somviele is onderwijsassistente bij de opleiding Theater- en Filmwetenschap (UA). Ze schrijft freelance over dans en theater voor o.a. De Standaard en maakt deel uit van de redactie van theatertijdschrift Etcetera.

Huidige versie van 26 mrt 2024 om 19:39

Het werk van Kris Verdonck en zijn gezelschap A Two Dogs Company is een buitenbeentje in het hedendaagse dansveld. Opgeleid in theater, beeldende kunst en architectuur zal Verdonck zichzelf niet zo gauw als choreograaf labelen, laat staan dat we zijn werk tot één discipline kunnen rekenen. En toch speelt het lichaam sinds de vroege jaren 2000 een belangrijke rol in zijn oeuvre, en meer bepaald de unheimliche relatie tussen ‘lichaam’ en ‘object’, tussen ‘mens’ en machine’. Jawel, mét aanhalingstekens want Verdonck trekt deze polen zo ver uit elkaar dat het onderscheid tussen dode en levende materie begint te vertroebelen. “Waar eindigt de mens en begint de machine?”, vraagt Marianne Van Kerkhoven zich af in een essay over de voorstelling I/II/III/IIII (2007). Who knows. En misschien zelfs: who cares? De mens is zich al lang niet meer bewust van de vele interfaces die zijn blik op de wereld kleuren: Siri’s spraaktechnologie sublimeert de eenzaamheid van het moderne individu en wijst op eenvoudige vraag alle singlerestaurants in de buurt aan, de Apple Watch monitort nauwgezetter (want des te dwingender) je gezondheid dan een personal coach. Ziedaar de inzet van Verdoncks werk.

Verdoncks onderzoek naar de indringende impact van de technologie op ons mens- en wereldbeeld gaat ver. In de spiegel van zijn performancewerk, vaak op het snijpunt met installatiekunst, ziet de toeschouwer niet langer zichzelf gereflecteerd, maar wel zijn digitale evenknie.

Zo speelde acteur Johan Leysen in M, a reflection (2013) een spelletje blad-steen-schaar met zijn dubbelganger in de vorm van een hologram. Na twee minuten geven ze het allebei op. In de visionaire wereld die Verdonck schetst, waarin de mens gevangen in een eindeloze loop van digitale dubbels, kan niemand nog winnen.

Ook de ‘dansers’ die Verdonck een scène geeft, hebben hun zwetende lichamen al lang ingeruild voor glimmend metaal. Verrassend genoeg verschilt de zintuiglijke impact met liveperformance niet zoveel als je zou denken. Voor DANCER #2 zette Verdonck een ronkende Alfa V6-motor in de spotlights die zichzelf na enkele minuten opfikt - een brute metafoor voor de klimaatcrisis als gevolg van de ijdele zelfdestructiedrift van de mens. DANCER #3 toont dan weer een uitgelaten solo van een springend robotje dat telkens als hij valt, terug omhoog gehesen wordt door een katrol. Met zijn speelsheid charmeert hij iedereen. De antropomorfische ontroering (i.e. van een ding waaraan we menselijke kwaliteiten toekennen) slaat echter al snel om in zijn tegendeel: houdt dit wezentje eigenlijk ooit nog op met springen? Misschien is de mogelijkheid om oprecht te falen (met als ultieme eindpunt de dood) wel nog het enige criterium dat de mens onderscheidt van de geperfectioneerde digitale code.

Die spanning doordringt ook I/II/III/IIII, naast EXIT (2012) één van de volbloed dansvoorstellingen in Verdoncks oeuvre, goed voor een selectie op Het Theaterfestival in 2007.

De titel I/II/III/IIII verwijst naar de vier identieke, anonieme danseressen die deze pas-de-quatre dragen. Of beter gezegd: die erdoor gedragen worden. Het viertal hangt namelijk – verduisterd achter een gaas en dus onzichtbaar voor het publiek – vast met kabels aan een legger. Dit ‘marteltuig’, dixit Kris Verdonck veelbetekenend tijdens een lezing in het kader van zijn retrospectieve in Z33 (Hasselt), bepaalt de autonomie van de danseressen in verregaande mate. Net zoals in de performance Heart (2004), waarin een vrouw na elke 500 hartslagen via een kabel aan haar lichaam tegen een muur werd gesmakt, drijft Verdonck de split tussen controledwang en controleverlies op de spits. De danseressen zijn namelijk voorgeprogrammeerd om synchroon een aartsmoeilijke want uiterst beheerste choreografie uit te voeren – eerst in solo, vervolgens als duo, trio en kwartet – maar het is de machinerie die uiteindelijk hun bewegingsruimte, ritme en graad van samenspel bepaalt. Zoals Daniëlle de Regt aangeeft in haar tekst ‘Esthetica voor te ver gevorderden’ in Etcetera (2008) speelt de choreografie niet toevallig met de codes van het romantische ballet, met zijn gracieuze pirouettes en zweefsprongen. De droom van het gewichtloze lichaam, uitgedrukt door de ballerina die naar de hoogte reikt, symboliseert hier breder het verlangen van de mens om god te worden. Maar waar de mens dacht zijn partner in crime te hebben gevonden in de technologie, is het net deze die de mens naar de ondergang geleidt en zijn vrijheid inperkt. Technologie wordt immers vaak ingezet ten dienste van toezicht en controle en van bigbusinesspolitiek. Onder de onaardse schoonheid van I/II/III/IIII schuilt dan ook een diep geweld, die de kenmerkende beklemming van Verdoncks werk verklaart. De danseressen lijken wel karkassen aan een vleeshaak, louter ‘operationele’ wezens die niet langer het subject zijn van hun schoonheid, maar willoos object, vleesgeworden marionetten zoals Heinrich von Kleist die beschreef in zijn essay ‘Over het marionettentheater’ (1810). Dit essay is naast het repertoire van Beckett, Heiner Müller en Daniil Charms één van Verdoncks oerteksten over de verhouding tussen God, mens en object. Van tableau vivant naar tableau mort, het is maar een eenvoudige stap bij A Two Dogs Company.

I/II/III/IIII is kortom een genadeloze allegorie van hoe de mens in het alledaagse leven wordt gedisciplineerd door de machine. Het lichaam is bij uitstek de plek waar die normering zich inschrijft – tot op het punt zelfs dat het lichaam zichzelf opheft en is veroordeeld tot een figurantenrol. Tegelijk laat Verdonck het lichaam zien als een mogelijke site van weerstand. Hoe meer danseressen verschijnen achter het gaas, hoe meer barstjes het geperfectioneerde beeld begint te vertonen. Het materiële lichaamsgewicht van de danseressen, als onmiskenbare rest van een mogelijk verloren natuurwet, maakt nu eenmaal dat de ene sneller om haar as draait dan de andere. Hoe hard ze ook hun best doen, het blijven altijd vier verschillende individuen die zich nooit helemaal kunnen gelijkschakelen in een reproductielogica. Net deze menselijkheid die af en toe opflitst, maakt dat Verdoncks dystopieën over de toekomst nooit omslaan in gelatenheid.

Leestip: Marianne Van Kerkhoven en Anoek Nuyens. Listen to the bloody machine. Creating Kris Verdoncks’ END. International Theatre and Film Books Publishers & Utrecht School of the Arts, Amsterdam/Utrecht, 2012.

AUTEUR:

CHARLOTTE DE SOMVIELE

Charlotte De Somviele is onderwijsassistente bij de opleiding Theater- en Filmwetenschap (UA). Ze schrijft freelance over dans en theater voor o.a. De Standaard en maakt deel uit van de redactie van theatertijdschrift Etcetera.