Nederlands:A two dogs company: verschil tussen versies
(blockquote) |
(vertaald naar NL) |
||
(3 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven) | |||
Regel 1: | Regel 1: | ||
Het werk van Kris Verdonck en zijn gezelschap A Two Dogs Company is een buitenbeentje in het hedendaagse dansveld. Opgeleid in theater, beeldende kunst en architectuur zal Verdonck zichzelf niet zo gauw als choreograaf labelen, laat staan dat we zijn werk tot één discipline kunnen rekenen. En toch speelt het lichaam sinds de vroege jaren 2000 een belangrijke rol in zijn oeuvre, en meer bepaald de unheimliche relatie tussen ‘lichaam’ en ‘object’, tussen ‘mens’ en machine’. Jawel, mét aanhalingstekens want Verdonck trekt deze polen zo ver uit elkaar dat het onderscheid tussen dode en levende materie begint te vertroebelen. “Waar eindigt de mens en begint de machine?”, vraagt Marianne Van Kerkhoven zich af in een essay over de voorstelling ''I/II/III/IIII'' (2007). Who knows. En misschien zelfs: who cares? De mens is zich al lang niet meer bewust van de vele interfaces die zijn blik op de wereld kleuren: Siri’s spraaktechnologie sublimeert de eenzaamheid van het moderne individu en wijst op eenvoudige vraag alle singlerestaurants in de buurt aan, de Apple Watch monitort nauwgezetter (want des te dwingender) je gezondheid dan een personal coach. Ziedaar de inzet van Verdoncks werk.<blockquote>Verdoncks onderzoek naar de indringende impact van de technologie op ons mens- en wereldbeeld gaat ver. In de spiegel van zijn performancewerk, vaak op het snijpunt met installatiekunst, ziet de toeschouwer niet langer zichzelf gereflecteerd, maar wel zijn digitale evenknie.</blockquote>Zo speelde acteur Johan Leysen in ''M, a reflection'' (2013) een spelletje blad-steen-schaar met zijn dubbelganger in de vorm van een hologram. Na twee minuten geven ze het allebei op. In de visionaire wereld die Verdonck schetst, waarin de mens gevangen in een eindeloze loop van digitale dubbels, kan niemand nog winnen. | |||
Ook de ‘dansers’ die Verdonck een scène geeft, hebben hun zwetende lichamen al lang ingeruild voor glimmend metaal. Verrassend genoeg verschilt de zintuiglijke impact met liveperformance niet zoveel als je zou denken. Voor ''DANCER #2'' zette Verdonck een ronkende Alfa V6-motor in de spotlights die zichzelf na enkele minuten opfikt - een brute metafoor voor de klimaatcrisis als gevolg van de ijdele zelfdestructiedrift van de mens. ''DANCER #3'' toont dan weer een uitgelaten solo van een springend robotje dat telkens als hij valt, terug omhoog gehesen wordt door een katrol. Met zijn speelsheid charmeert hij iedereen. De antropomorfische ontroering (i.e. van een ding waaraan we menselijke kwaliteiten toekennen) slaat echter al snel om in zijn tegendeel: houdt dit wezentje eigenlijk ooit nog op met springen? Misschien is de mogelijkheid om oprecht te falen (met als ultieme eindpunt de dood) wel nog het enige criterium dat de mens onderscheidt van de geperfectioneerde digitale code. | |||
Die spanning doordringt ook ''I/II/III/IIII'', naast ''EXIT'' (2012) één van de volbloed dansvoorstellingen in Verdoncks oeuvre, goed voor een selectie op Het Theaterfestival in 2007. | |||
De titel ''I/II/III/IIII'' verwijst naar de vier identieke, anonieme danseressen die deze pas-de-quatre dragen. Of beter gezegd: die erdoor gedragen worden. Het viertal hangt namelijk – verduisterd achter een gaas en dus onzichtbaar voor het publiek – vast met kabels aan een legger. Dit ‘marteltuig’, dixit Kris Verdonck veelbetekenend tijdens een lezing in het kader van zijn retrospectieve in Z33 (Hasselt), bepaalt de autonomie van de danseressen in verregaande mate. Net zoals in de performance ''Heart'' (2004), waarin een vrouw na elke 500 hartslagen via een kabel aan haar lichaam tegen een muur werd gesmakt, drijft Verdonck de split tussen controledwang en controleverlies op de spits. De danseressen zijn namelijk voorgeprogrammeerd om synchroon een aartsmoeilijke want uiterst beheerste choreografie uit te voeren – eerst in solo, vervolgens als duo, trio en kwartet – maar het is de machinerie die uiteindelijk hun bewegingsruimte, ritme en graad van samenspel bepaalt. Zoals Daniëlle de Regt aangeeft in haar tekst ‘Esthetica voor te ver gevorderden’ in Etcetera (2008) speelt de choreografie niet toevallig met de codes van het romantische ballet, met zijn gracieuze pirouettes en zweefsprongen. De droom van het gewichtloze lichaam, uitgedrukt door de ballerina die naar de hoogte reikt, symboliseert hier breder het verlangen van de mens om god te worden. Maar waar de mens dacht zijn partner in crime te hebben gevonden in de technologie, is het net deze die de mens naar de ondergang geleidt en zijn vrijheid inperkt. Technologie wordt immers vaak ingezet ten dienste van toezicht en controle en van bigbusinesspolitiek. Onder de onaardse schoonheid van ''I/II/III/IIII'' schuilt dan ook een diep geweld, die de kenmerkende beklemming van Verdoncks werk verklaart. De danseressen lijken wel karkassen aan een vleeshaak, louter ‘operationele’ wezens die niet langer het subject zijn van hun schoonheid, maar willoos object, vleesgeworden marionetten zoals Heinrich von Kleist die beschreef in zijn essay ‘Over het marionettentheater’ (1810). Dit essay is naast het repertoire van Beckett, Heiner Müller en Daniil Charms één van Verdoncks oerteksten over de verhouding tussen God, mens en object. Van tableau vivant naar tableau mort, het is maar een eenvoudige stap bij A Two Dogs Company. | |||
''I/II/III/IIII'' is kortom een genadeloze allegorie van hoe de mens in het alledaagse leven wordt gedisciplineerd door de machine. Het lichaam is bij uitstek de plek waar die normering zich inschrijft – tot op het punt zelfs dat het lichaam zichzelf opheft en is veroordeeld tot een figurantenrol. Tegelijk laat Verdonck het lichaam zien als een mogelijke site van weerstand. Hoe meer danseressen verschijnen achter het gaas, hoe meer barstjes het geperfectioneerde beeld begint te vertonen. Het materiële lichaamsgewicht van de danseressen, als onmiskenbare rest van een mogelijk verloren natuurwet, maakt nu eenmaal dat de ene sneller om haar as draait dan de andere. Hoe hard ze ook hun best doen, het blijven altijd vier verschillende individuen die zich nooit helemaal kunnen gelijkschakelen in een reproductielogica. Net deze menselijkheid die af en toe opflitst, maakt dat Verdoncks dystopieën over de toekomst nooit omslaan in gelatenheid. | |||
Leestip: Marianne Van Kerkhoven en Anoek Nuyens. ''Listen to the bloody machine. Creating Kris Verdoncks’ END.'' International Theatre and Film Books Publishers & Utrecht School of the Arts, Amsterdam/Utrecht, 2012. | |||
AUTEUR: | |||
CHARLOTTE DE SOMVIELE | CHARLOTTE DE SOMVIELE | ||
Charlotte De Somviele is | Charlotte De Somviele is onderwijsassistente bij de opleiding Theater- en Filmwetenschap (UA). Ze schrijft freelance over dans en theater voor o.a. De Standaard en maakt deel uit van de redactie van theatertijdschrift Etcetera. |
Huidige versie van 26 mrt 2024 om 19:39
Het werk van Kris Verdonck en zijn gezelschap A Two Dogs Company is een buitenbeentje in het hedendaagse dansveld. Opgeleid in theater, beeldende kunst en architectuur zal Verdonck zichzelf niet zo gauw als choreograaf labelen, laat staan dat we zijn werk tot één discipline kunnen rekenen. En toch speelt het lichaam sinds de vroege jaren 2000 een belangrijke rol in zijn oeuvre, en meer bepaald de unheimliche relatie tussen ‘lichaam’ en ‘object’, tussen ‘mens’ en machine’. Jawel, mét aanhalingstekens want Verdonck trekt deze polen zo ver uit elkaar dat het onderscheid tussen dode en levende materie begint te vertroebelen. “Waar eindigt de mens en begint de machine?”, vraagt Marianne Van Kerkhoven zich af in een essay over de voorstelling I/II/III/IIII (2007). Who knows. En misschien zelfs: who cares? De mens is zich al lang niet meer bewust van de vele interfaces die zijn blik op de wereld kleuren: Siri’s spraaktechnologie sublimeert de eenzaamheid van het moderne individu en wijst op eenvoudige vraag alle singlerestaurants in de buurt aan, de Apple Watch monitort nauwgezetter (want des te dwingender) je gezondheid dan een personal coach. Ziedaar de inzet van Verdoncks werk.
Verdoncks onderzoek naar de indringende impact van de technologie op ons mens- en wereldbeeld gaat ver. In de spiegel van zijn performancewerk, vaak op het snijpunt met installatiekunst, ziet de toeschouwer niet langer zichzelf gereflecteerd, maar wel zijn digitale evenknie.
Zo speelde acteur Johan Leysen in M, a reflection (2013) een spelletje blad-steen-schaar met zijn dubbelganger in de vorm van een hologram. Na twee minuten geven ze het allebei op. In de visionaire wereld die Verdonck schetst, waarin de mens gevangen in een eindeloze loop van digitale dubbels, kan niemand nog winnen.
Ook de ‘dansers’ die Verdonck een scène geeft, hebben hun zwetende lichamen al lang ingeruild voor glimmend metaal. Verrassend genoeg verschilt de zintuiglijke impact met liveperformance niet zoveel als je zou denken. Voor DANCER #2 zette Verdonck een ronkende Alfa V6-motor in de spotlights die zichzelf na enkele minuten opfikt - een brute metafoor voor de klimaatcrisis als gevolg van de ijdele zelfdestructiedrift van de mens. DANCER #3 toont dan weer een uitgelaten solo van een springend robotje dat telkens als hij valt, terug omhoog gehesen wordt door een katrol. Met zijn speelsheid charmeert hij iedereen. De antropomorfische ontroering (i.e. van een ding waaraan we menselijke kwaliteiten toekennen) slaat echter al snel om in zijn tegendeel: houdt dit wezentje eigenlijk ooit nog op met springen? Misschien is de mogelijkheid om oprecht te falen (met als ultieme eindpunt de dood) wel nog het enige criterium dat de mens onderscheidt van de geperfectioneerde digitale code.
Die spanning doordringt ook I/II/III/IIII, naast EXIT (2012) één van de volbloed dansvoorstellingen in Verdoncks oeuvre, goed voor een selectie op Het Theaterfestival in 2007.
De titel I/II/III/IIII verwijst naar de vier identieke, anonieme danseressen die deze pas-de-quatre dragen. Of beter gezegd: die erdoor gedragen worden. Het viertal hangt namelijk – verduisterd achter een gaas en dus onzichtbaar voor het publiek – vast met kabels aan een legger. Dit ‘marteltuig’, dixit Kris Verdonck veelbetekenend tijdens een lezing in het kader van zijn retrospectieve in Z33 (Hasselt), bepaalt de autonomie van de danseressen in verregaande mate. Net zoals in de performance Heart (2004), waarin een vrouw na elke 500 hartslagen via een kabel aan haar lichaam tegen een muur werd gesmakt, drijft Verdonck de split tussen controledwang en controleverlies op de spits. De danseressen zijn namelijk voorgeprogrammeerd om synchroon een aartsmoeilijke want uiterst beheerste choreografie uit te voeren – eerst in solo, vervolgens als duo, trio en kwartet – maar het is de machinerie die uiteindelijk hun bewegingsruimte, ritme en graad van samenspel bepaalt. Zoals Daniëlle de Regt aangeeft in haar tekst ‘Esthetica voor te ver gevorderden’ in Etcetera (2008) speelt de choreografie niet toevallig met de codes van het romantische ballet, met zijn gracieuze pirouettes en zweefsprongen. De droom van het gewichtloze lichaam, uitgedrukt door de ballerina die naar de hoogte reikt, symboliseert hier breder het verlangen van de mens om god te worden. Maar waar de mens dacht zijn partner in crime te hebben gevonden in de technologie, is het net deze die de mens naar de ondergang geleidt en zijn vrijheid inperkt. Technologie wordt immers vaak ingezet ten dienste van toezicht en controle en van bigbusinesspolitiek. Onder de onaardse schoonheid van I/II/III/IIII schuilt dan ook een diep geweld, die de kenmerkende beklemming van Verdoncks werk verklaart. De danseressen lijken wel karkassen aan een vleeshaak, louter ‘operationele’ wezens die niet langer het subject zijn van hun schoonheid, maar willoos object, vleesgeworden marionetten zoals Heinrich von Kleist die beschreef in zijn essay ‘Over het marionettentheater’ (1810). Dit essay is naast het repertoire van Beckett, Heiner Müller en Daniil Charms één van Verdoncks oerteksten over de verhouding tussen God, mens en object. Van tableau vivant naar tableau mort, het is maar een eenvoudige stap bij A Two Dogs Company.
I/II/III/IIII is kortom een genadeloze allegorie van hoe de mens in het alledaagse leven wordt gedisciplineerd door de machine. Het lichaam is bij uitstek de plek waar die normering zich inschrijft – tot op het punt zelfs dat het lichaam zichzelf opheft en is veroordeeld tot een figurantenrol. Tegelijk laat Verdonck het lichaam zien als een mogelijke site van weerstand. Hoe meer danseressen verschijnen achter het gaas, hoe meer barstjes het geperfectioneerde beeld begint te vertonen. Het materiële lichaamsgewicht van de danseressen, als onmiskenbare rest van een mogelijk verloren natuurwet, maakt nu eenmaal dat de ene sneller om haar as draait dan de andere. Hoe hard ze ook hun best doen, het blijven altijd vier verschillende individuen die zich nooit helemaal kunnen gelijkschakelen in een reproductielogica. Net deze menselijkheid die af en toe opflitst, maakt dat Verdoncks dystopieën over de toekomst nooit omslaan in gelatenheid.
Leestip: Marianne Van Kerkhoven en Anoek Nuyens. Listen to the bloody machine. Creating Kris Verdoncks’ END. International Theatre and Film Books Publishers & Utrecht School of the Arts, Amsterdam/Utrecht, 2012.
AUTEUR:
CHARLOTTE DE SOMVIELE
Charlotte De Somviele is onderwijsassistente bij de opleiding Theater- en Filmwetenschap (UA). Ze schrijft freelance over dans en theater voor o.a. De Standaard en maakt deel uit van de redactie van theatertijdschrift Etcetera.